Causale lussen
Een van de kenmerken van systeemdenken is het anders kijken naar oorzaak-gevolg-relaties. De taal die wij gewoon zijn om te spreken is lineair: A veroorzaakt B. Maar systemen werken anders: ze bestaan uit "rondlopende lijnen", uit elementen die met elkaar samenwerken, elkaar beïnvloeden. Factor A veroorzaakt niet zomaar factor B, maar A en B beïnvloeden elkaar voortdurend. We noemen dit cyclisch denken. (bron)
Als je honger hebt dan leidt dit tot een hogere voedsel-inname. Dit leidt vervolgens weer tot een afname van de honger. In figuren met causale lussen wordt deze onderlinge invloed met behulp van pijltjes weergegeven. Van één element (een variabele) naar een ander en weer terug.
Er zijn duidelijk overeenkomsten tussen Gedragspatroon grafieken (GPG's) en Causale lussen. Het belangrijkste verschil tussen beide is dat de GPG's laten zien wat er verandert en hoe, terwijl de causale lussen duidelijk maken waardoor iets verandert! De afgelopen jaren is ten behoeve van het systeemdenken een "nieuwe taal" ontwikkeld om de werking van systemen in kaart te brengen.
De causale lussen vormen een belangrijk onderdeel van deze taal. De essentie van de taal is als volgt:
- als de toename van de ene variabele leidt tot toename van de andere, zetten we een S bij de pijlpunt (S = the Same); dat geldt ook als beide variabelen afnemen. In het voorbeeld hierboven; meer honger leidt tot een hogere voedsel-innname.
- als de toename van de ene variabele leidt tot afname van de andere (of andersom), zetten we een O bij de pijlpunt (O = Opposite). In het voorbeeld hierboven; meer voedsel-inname leidt tot een afname van de honger.
Een voorbeeld uit school: Als het zelfvertrouwen van een leerling/student toeneemt, heeft dit een positief effect op zijn of haar prestaties, waardoor het zelfvertrouwen weer verder toeneemt. Andersom is dit ook zo: minder zelfvertrouwen leidt tot minder prestaties en daardoor nog minder zelfvertrouwen.
In het voorbeeld dat hiernaast staat zien we, dat de kwaliteit van de les leidt tot meer betrokkenheid van leerlingen. Dit heeft een positieve invloed op het werkplezier van de leraar en dit leidt vervolgens weer tot een betere kwaliteit van de les.